In deze serie opgaven wordt de student vertrouwd gemaakt met goniometrische functies, zoals , en , waarbij de hoeken zowel in graden als in radialen kunnen worden gemeten.
Ook wordt de eenheidscirkel behandeld waarmee veel relaties tussen de diverse goniometrische functies kunnen worden aangetoond.
Tenslotte moet met de goniometrische functies worden gewerkt om bepaalde relaties te kunnen aantonen.
1. De volgende hoeken zijn gegeven in graden. Hoeveel radialen zijn ze?
30, 45, 90, 60, 180, 210, 225, 540
2. In welke kwadranten liggen de volgende hoeken (radialen):
3. Bereken met behulp van de tabel:
4. Toon met behulp van de eenheidscirkel aan dat geldt:
5. Toon met behulp van de eenheidscirkel aan dat geldt:
6. Toon met behulp van de eenheidscirkel aan dat geldt:
7. Wat is de periode van:
8. Toon aan dat geldt:
9. Toon aan dat geldt:
10. Bereken voor welke waarden van x in het interval de functie:
de waarde 1 aanneemt.